top of page
Zoeken

Hervorming arbeidsmarkt: meer zekerheid voor werknemers en meer wendbaarheid voor ondernemers

Het kabinet heeft aangekondigd welke maatregelen het wil treffen om de arbeidsmarkt te hervormen tijdens deze regeerperiode. Het doel is om de kloof tussen winnaars en verliezers op het gebied van contractvormen te verkleinen.


De huidige krapte op de arbeidsmarkt neemt die noodzaak niet weg. Het kabinet heeft een brief naar de Tweede Kamer gestuurd met maatregelen die werknemers meer zekerheid en ondernemers meer wendbaarheid moeten bieden.



Minister Karien van Gennip van Sociale Zaken heeft aangekondigd dat er in totaal 37 maatregelen op 7 gebieden worden genomen. Vier daarvan zijn gericht op het vergroten van de zekerheid van werknemers en drie moeten het aantrekkelijker maken om mensen in dienst te nemen.


Dit zijn de zeven gebieden:


Oproepkrachten


Nulurencontracten zijn niet langer toegestaan. Andere oproepcontracten worden basiscontracten met zekerheid over een aantal uren en een harde grens aan de (verplichte) beschikbaarheid op 130% van dat minimum. Zo kunnen mensen afspraken maken over een tweede baan. Als het aantal uren structureel hoger uitvalt, volgt na een jaar een ruimer contract. Voor scholieren en studenten geldt een uitzondering.


Uitzendkrachten


Uitzendkrachten krijgen na 52 weken recht op een contract dat niet op elk moment kan worden beëindigd. Ze krijgen na twee jaar recht op een vast contract. Overige arbeidsvoorwaarden moeten minstens gelijkwaardig zijn aan die van vast personeel. De pensioenregeling moet 'marktconform' zijn.


Draaideurconstructies


Om te voorkomen dat werknemers jarenlang in tijdelijke contracten blijven hangen, wordt de ketenbepaling stevig opgerekt. Werkgevers mogen een werknemer na drie tijdelijke contracten pas weer een tijdelijk contract aanbieden na een periode van vijf jaar.


Zelfstandigen


De verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) was een belangrijke factor voor de vakbonden om het pensioenakkoord in 2019 te steunen. De AOV biedt een vangnet voor kwetsbare zelfstandigen, verkleint het kostenverschil met werknemers en voorkomt dat de samenleving (via de bijstand) opdraait voor de risico's. Het kabinet stelt voor dat zelfstandigen een premie betalen van ongeveer 8% van hun inkomen voor een uitkering van 70% van hun laatstverdiende inkomen, met een maximum van 143% van het minimumloon.

Zelfstandigen mogen zich ook privaat verzekeren, zolang de dekking en premie gelijk zijn aan die van het publieke stelsel. Daarnaast moeten ze een "stabiliteitsbijdrage" betalen om te voorkomen dat de premies in het publieke stelsel te hoog worden.


Het kabinet belooft een robuust overgangsrecht, wat betekent dat zelfstandigen hun bestaande polis kunnen behouden. Er komt wel een wachttijd van één jaar tussen afkeuring en de eerste uitkering, wat kritiek krijgt van zzp-organisaties die vinden dat echte ondernemers wel twee jaar kunnen wachten. Dit zou de verzekering goedkoper maken.


Re-integratie


Het mkb krijgt een voordeel met betrekking tot re-integratie, al hadden ondernemers liever gezien dat de loondoorbetalingsplicht bij ziekte na één jaar zou stoppen. Bedrijven met minder dan honderd werknemers krijgen na één jaar te horen of ze een langdurig zieke werknemer kunnen vervangen. Ze blijven wel verantwoordelijk voor loondoorbetaling en eventuele re-integratie bij een andere werkgever in het tweede jaar. Bij herstel verliest de werknemer zijn baan, tenzij de vacature nog openstaat.


WW-premie


Werkgevers betalen een lagere WW-premie voor werknemers met een basiscontract, omdat zij meer zekerheid hebben. Dit scheelt vijf procentpunten. Bedrijven moeten bij gemiddeld meer dan 30% overwerk achteraf een hogere WW-premie betalen, behalve bij een contract van meer dan dertig uur per week.


Crisisregeling


Bij calamiteiten, zoals een nieuwe pandemie, wil het kabinet een regeling opstellen die bedrijven in staat stelt om flexibeler om te gaan met hun vaste personeel. Ze kunnen werknemers zes maanden lang anders of elders inzetten of hen ten minste 20% minder laten werken. Bedrijven hoeven dan 10% minder loon te betalen, mits de ondernemingsraad instemt en de vakbonden op de hoogte zijn gebracht.


Het hogere loonoffer dat hierbij komt kijken, is een zorg voor de industrie, die juist wil dat de lat lager komt te liggen. Alle werkgevers betalen een hogere WW-premie om de regeling te financieren.





bottom of page